De kleine kapitein

De kleine kapitein woonde boven op het duin. Niet in een huis, niet in een hut, maar in een boot. De huilende storm, die golven als torenflats had opgeblazen, had de boot zo uit zee boven op de top gekwakt. En daar lag hij, muurvast. Wie erin gevaren hadden, wist niemand. Er was alleen een jongetje uit de kajuit te voorschijn gekropen, een klein jongetje met een grote pet op.

'Wie ben jij' vroegen de mensen in de haven
'De kapitein,' antwoordde het jongetje

De kleine kapitein werd bekroond met de Gouden Griffel. Jan Meng is beroepsverteller en leest dit bekroonde boek van Paul Biegel met bijzonder veel plezier voor; het stond bovenaan zijn lijst van favoriete boeken om voor te lezen.

Inhoud
Hoofdstuk 1: De boot
Hoofdstuk 2: De grote golf
Hoofdstuk 3: De haven van Silikuu
Hoofdstuk 4: De drakenpoort
Hoofdstuk 5: Het eiland van Groot en Groei
Hoofdstuk 6: De reus
Hoofdstuk 7: De redding
Hoofdstuk 8: Het geheimzinnige eiland
Hoofdstuk 9: Zeerovers?
Hoofdstuk 10: In de val
Hoofdstuk 11: De dappere temmer
Hoofdstuk 12: Waar zijn de matrozen?
Hoofdstuk 13: De schipbreukelingen
Hoofdstuk 14: De uitbarsting van de vuurspuger
Hoofdstuk 15: Terugkeer en afscheid
Hoofdstuk 16: De spookstad
Hoofdstuk 17: Gevangen
Hoofdstuk 18: Dappere Toontje
Hoofdstuk 19: Het geheim van de kleurige dame
Hoofdstuk 20: Dertien kandelaars
Hoofdstuk 21: Kleur
Hoofdstuk 22: De schone Galatea
Hoofdstuk 23: Voorlopig slot